Column: ‘Donald denkt door’

Vakantiebruin en winkelwagentjes

Door Donald Esser.

Het is weer die tijd van het jaar. De zomer is nog net niet dood, maar ligt wel al op sterven. En waar zie je dat het eerst? Juist. In de supermarkt. Niet op het strand, niet op Instagram, maar tussen de schappen. Daar waar de zonnebrand langzaam plaatsmaakt voor stoofperen en de perkamenten huiden zich verzamelen bij de aanbiedingen.

Ik doe de boodschappen in het weekend. Niet uit nobelheid, maar uit onderhandeling. ‘Schat, neem jij op de terugweg van de sportschool onderweg even twee bananen en koffie mee. En vergeet niet de nul procent Griekse yoghurt. En je speltbrood.’  Ja hoor. Prima. Ik sport daarna als coolingdown ook: ik manoeuvreer voor de schuine buikspieren met een karretje langs mensen die denken dat de groenteafdeling een museum is.

Wat me momenteel opvalt bij het boodschappen doen: het krankzinnige bruin. Niet gewoon gebruind. Nee, bruin met een hoofdletter B. Alsof men in Benidorm of op Curaçao niet alleen zon heeft gevangen, maar ook de hele UV-index heeft geabsorbeerd. Je ziet het van meters afstand. De huid glanst als een net gelakte eikenhouten kast, met hier en daar een ouderdomsbarstje. En dan die blik erbij in het gesprek bij de zelfscan kassa. “Ja, het was fantááástisch. Ik ben net terug. Maar het meeste bruin is er al af hoor.”  Nee hoor, je straalt nog als een verkeerskegel in de Sahara.

Vrouwen in de regio – van Uithoorn tot De Ronde Venen – zijn goed vertegenwoordigd in dit fenomeen. Ze lopen extreem bruin parmantig langs de schappen, zonnebril nog op het hoofd, alsof ze elk moment weer op een boulevard verwacht worden. De zomer leeft voort in hun teint en hun subtiele minachting voor niet zo bruine mensen die nog gewoon melk komen halen.

Terwijl ik mijn karretje vul met afbakbroodjes en een sixpack Radler zie ik hoe de supermarkt een theater is geworden. De rollen zijn verdeeld, de scripts geschreven. En ik ben figurant. Met een bonuskaart of spaar-zegeltjes. ’t Is maar waar je komt…