Door Donald Esser.
Uithoorn – Al achttien jaar woont Liesbeth van ’t Hoff in Uithoorn. In haar dagelijks werk als psychologe in de kinderrevalidatie staat ze naast kinderen en hun gezinnen in soms kwetsbare situaties. Maar wie haar spreekt, merkt dat haar betrokkenheid verder reikt dan haar beroep. Ongeveer drie jaar geleden meldde ze zich als taalcoach via VluchtelingenWerk. Dat was het begin van een traject waarin ontmoeten, luisteren en ondersteunen de rode draad vormen en waarin ze de wereld anders is gaan zien.
Vertrouwen en vriendschap
Ze ontmoette in haar taalcoachwerk een Eritrese vrouw met wie het contact al snel uitgroeide tot vertrouwen en vriendschap. “Je ziet van dichtbij wat het betekent om alles achter te laten”, zegt Liesbeth. Vervolgens gaf ze twee jaar en een paar maanden als vrijwilliger via het Rode Kruis taalles in de noodopvang in Uithoorn. De lessen waren meer dan grammatica en woordenschat: “We deden ook dingen om even te ademen. Naar het bos, naar het strand, gewoon samen eruit. Ik organiseerde een muziekmiddag en later een groot dansfeest in de Bilderdijkhof. We waren met negen nationaliteiten. Het werd een feest van verbinding.”
Turks verlovingsfeest
Die drang om te begrijpen en te verbinden begon al eerder. Voordat ze in de kinderrevalidatie werkte, had Liesbeth een eigen praktijk in Uithoorn. Toen die periode eindigde, koos ze voor verdieping aan de Fotoacademie. In het kader van een opdracht portretteerde ze Turkse vluchtelingen om met beelden en verhalen dichterbij te komen. Ze werd zelfs uitgenodigd om bij een verlovingsfeest foto’s te maken. “Zo heb ik veel Turkse mensen leren kennen. Dat resulteerde in een groep die we wekelijks zien. Het zijn vriendschappen geworden.” Fotografie bleek geen uitstapje, maar een manier om waardigheid vast te leggen.
In het nieuwe jaar wil Liesbeth opnieuw les gaan geven, dit keer in het asielzoekerscentrum in Amstelveen. De motivatie schemert door in elke zin. “Ik zie hoe oneerlijk de wereld is, hoeveel verdriet er is, hoe moeilijk het is om alles achter te laten en elders opnieuw te beginnen. En tegelijk hoeveel doorzettingsvermogen vluchtelingen hebben en hoe dankbaar ze zijn als ze gezien worden.” Ze ziet ook hoe de toon in het publieke debat verhardt en hoe onbegrip groeit. Voor haar is het essentieel een tegengeluid te laten horen: “Vluchtelingen zijn mensen, net als ieder ander.”
Tranen die niet vallen
Het is Sinterklaastijd. Op haar bezoek bij haar inmiddels Iraanse vriendin en familie nam ze drie chocoladeletters mee – een R, een D en een Y – voor drie kinderen die ze kent uit de periode dat zij in de noodopvang van Uithoorn verbleven. Na ruim twee jaar sloot die locatie, de bewoners werden verspreid over het land. Het meisje uit Irak en de jongen en het meisje uit Iran kwamen samen in een ander AZC terecht. Als Liesbeth daar aankomt, staan de Iraanse moeder en haar twaalfjarige dochter op haar te wachten. Ze omhelzen elkaar; de begroeting is warm en beladen. “Ik weet dat de moeder het moeilijk heeft en het ontroert me haar weer te zien.”
Ze drinken samen thee in een gemeenschappelijke ruimte met tafels en stoelen. Iets verderop wordt iemands haar geknipt; op een bank scrollen jongeren op hun telefoon. Bezoekers mogen, uit privacyoverwegingen, niet mee naar boven waar de kamers zijn. Liesbeth en haar vriendin – laten we haar Sara* noemen – besluiten buiten een stukje te lopen. Arm in arm. “Hoe gaat het?”, vraagt Liesbeth. Al kent ze het antwoord. Sara’s lach is vaak een masker. Van binnen stapelt het verdriet zich op: om het achterlaten van familie en vrienden, om onrecht, om het lange wachten.
Spanningen en onzekerheid
Door spanningen en jaren onzekerheid in Nederland trekt Sara soms haar haren uit haar hoofd. Ze wil het niet, maar het gebeurt. En dan, buiten op het pad, vertelt ze dat er een afwijzing van de IND is gekomen. Drieënhalf jaar wachten, en nu dit. Er zou een weg terug zijn, met verklaringen die loyaliteit eisen aan een regime dat zij niet kan of wil volgen. Radeloos spreekt ze de vraag hardop uit: “Hoe moet ik dat doen?” Er is wel een advocaat die helpt en zegt dat de documenten die zijn aangeleverd in orde zijn, maar de procedures vragen om nog meer. Voor Sara is dat een muur die steeds hoger lijkt te worden.
Ze benoemt haar angst helder: terugkeren betekent voor haar gevaar. Ze vreest gevangenisstraf, ze vreest wat vrouwen daar kan overkomen. Nog groter is de zorg om haar dochter. Toen ze in Nederland aankwam, was ze acht; nu is ze twaalf en volledig gewend: taal, vriendinnen, school, ritme, vrijheid. In Iran, zegt Sara, moet een meisje zacht spreken, niet opvallen, gesluierd over straat. Haar dochter is expressief, danst, lacht breed; een kind dat wil leven. “Ze kan niet stil zijn”, zegt Sara zorgelijk. “Wat gebeurt er dan met haar?” Het zijn vragen zonder eenvoudig antwoord.
Op weg naar huis zet Liesbeth muziek aan. Meestal zingt ze mee. Nu ontsnapt haar alleen een diepe zucht. Thuis appt ze: dat ze snel weer komt, dat ze hoopt, dat ze moed en kracht wenst. “Ik hoop vanuit het diepst van mijn hart dat ze nu eindelijk asiel krijgen.”
Een tegenstem uit Uithoorn
Wat drijft haar? Liesbeth articuleert het eenvoudig: “Niks doen is geen optie.” Daarmee bedoelt ze niet dat ze de wereld wil redden, maar dat ze in haar buurt, met haar tijd en talent, het verschil wil maken waar dat kan. Soms is dat een chocoladeletter. Soms een taalles. Soms een dansfeest waarbij een statige zaal ineens een plek van informele troost en ongecompliceerde vreugde wordt. Ze wil laten zien dat achter elk dossier een mens schuilgaat: iemand die lacht, huilt, kookt, bidt, danst, twijfelt en hoopt. Wie langer rondloopt in noodopvanglocaties leert een vocabulaire van het alledaagse: het wachten op brieven, het delen van telefoonkabels, het ruilen van recepten, de spelletjes met kinderen, het ritme van vrijwilligers en beveiligers, de beperkingen en de kleine vrijheden. Liesbeth leerde die realiteit niet uit een boek, maar in de praktijk. En steeds opnieuw merkt ze dat respect en erkenning bruggen bouwen.
Dichtbij blijven, ook als het schuurt
Liesbeth spreekt zonder rancune over de verharding die ze ziet. Ze benoemt het, maar blijft kiezen voor de menselijke maat. “Als je het gezicht van iemand kent, kijk je anders”, zegt ze. Die ervaring bracht haar vaker bij initiatieven die niet opvallen maar wel tellen: taalgroepen, fotoprojecten, ontmoetingsactiviteiten. Haar fotografie doet wat woorden soms niet kunnen: stil getuigen. Niet schreeuwen, wel tonen.
Voor haar is ‘tegenstem’ geen scheldwoord, maar een uitnodiging. Een oproep om nieuwsgierig te blijven, om eerst te vragen en dan te oordelen. In Uithoorn, een gemeente waar in korte tijd veel is georganiseerd en weer afgebouwd, weten inwoners wat veerkracht is. Liesbeth ziet hoe veel vrijwilligers zich inzetten, vaak zonder zichtbare beloning. “Het is niet groot, het is nabij”, zegt ze. “En nabijheid is precies wat nodig is.”
Wat we wél kunnen doen
Liesbeths verhaal is geen beleidsnota, maar het suggereert praktische lijnen. Taal is sleutel: een uurtje per week lezen, schrijven, praten; het maakt een wereld van verschil. Ontmoeting is medicijn: sportclubs, buurtcentra, scholen en kerken kunnen in kleine gestes veel betekenen. Kunst en cultuur zijn bruggen: een fotoproject, een muziekavond, een dansfeest waar negen nationaliteiten zich thuis voelen. Soms begint het met een uitnodiging. Vaak is het uitlopen op vriendschap.
Bovenal vraagt haar verhaal om geduld en volharding. Niet elke procedure gaat snel, niet elk verhaal loopt recht. Maar in een samenleving waar het gesprek over vluchtelingen vaak abstract wordt, herinnert Liesbeth eraan dat ‘zien’ het begin is van ‘begrijpen’.
Slot: hoop, ondanks alles
Aan het einde keert Liesbeth terug naar een simpel beeld: chocola in de vorm van letters, en kinderen die glimlachen. Het is klein. En het is groot. In elke kleine daad zit de erkenning die ze zo belangrijk vindt. “Ik wil laten zien dat vluchtelingen mensen zijn, net als ieder ander”, zegt ze. Dat klinkt vanzelfsprekend. In de praktijk is het een dagelijkse keuze.
Ze weet: ze kan de wereld niet redden. Maar ze kan wel nabij zijn. Voor Sara en haar dochter. Voor die Eritrese vrouw. Voor de Turkse vrienden die elke week samenkomen. Voor de kinderen die spelend een nieuwe taal vinden. “Niks doen is geen optie.” Het is haar motto. En haar manier om, in Uithoorn, de hoop vast te houden.
* Sara is in dit verhaal uit veiligheidsoverwegingen een gefingeerde naam.
Liesbeth van ’t Hoff. Eigen foto.

