Het wonderlijke leven van de paling

Aalsmeer – Op een mooie voorjaarsdag kwam palingvisser Theo Rekelhof het pad naar onze woonark oprijden om in de Poel glasaaltjes uit te zetten. Glasaaltjes zijn babypalinkjes die na een jaar of vijf als volwassen ‘Westeinderpaling’ gevangen kunnen worden voor consumptie. De wind kwam uit het oosten, er was geen golfslag in de fortgracht. Een goed moment om de mini-palinkjes op deze rustige plek te water te laten. Ik vroeg of hij het leuk vond wanneer ik een verhaal zou schrijven over zijn passie voor de natuur en de visserij. Theo reageerde enthousiast en wij spraken de volgende dag af in het gezellige huis boven de winkel in Kudelstaart; aan de keukentafel met een kop koffie, genietend van het uitzicht over de Grote Poel. Terwijl ik wat scharrelende kippen zag onder een enorme berk, begon Theo zijn verhaal; een enthousiaste kerel die zijn kennis graag wil delen. Hij geeft lezingen over de visserij, maar ook over de geschiedenis van het bovenlandengebied kan hij uren vertellen.

Familiebedrijf

Het vissersbedrijf van Rekelhof is een familiebedrijf en bestaat inmiddels honderdvijftig jaar. Theo is de vijfde generatie. Als enige palingvisser op de Poel heeft hij bijna het hele watergebied in beheer. De paling die hij vangt is van volwassen formaat, de kleinere dunnere paling wordt teruggegooid om door te kunnen groeien voor een latere vettere vangst. In gebieden waar meerdere palingvissers vissen gebeurt dit niet, als je als visser een kleinere paling terugzet zal de volgende hem wel vangen en verhandelen.

Het ophalen van de netten is altijd een avontuur. Het zijn niet alleen palingen die hij vangt. De Poel is rijk aan vis en er zit ook wel eens een meerval in de fuik. Maar…. er is nog meer bijvangst. Twee vitrinekasten in zijn winkel staan vol met bodemvondsten; oude scherven, borden, glazen, karaffen, tabakspijpen, aardbeienpotjes en zelfs poppen en poppenhoofdjes uit vervlogen tijden. Over deze verzameling kan Theo volgens mij een boek schrijven, je hangt aan zijn lippen als hij erover vertelt. Maar waar kwam ik ook weer voor….

Van glasaal tot paling

In de Westeinder krijgt het aaltje de kans uit te groeien tot paling. Een mannetjes-paling zal, na vijf tot zeven jaar, als hij geslachtsrijp is, zijn instinct volgen en  zich gaan voortplanten. Hij is dan ongeveer vijftig centimeter lang. Palingen sterven nadat ze gepaard hebben. De heren worden niet veel ouder dan die zeven jaar vanwege de paringsdrift. Een dame kan veel groter en ouder worden. Theo vertelde dat hij wel eens een vrouwtje gevangen heeft van meer dan een meter lang, polsdik en ruim drie kilo. De vrouwtjes zijn op dezelfde leeftijd als de mannetjes geslachtsrijp, maar maken zich niet zo druk om snel voor het nageslacht te zorgen. Zolang zij niet gaat paren kan ze doorgroeien en ouder worden. Soms wel vijfendertig jaar! Het voordeel van het groot en zwaar zijn van de vrouwelijke paling is dat zij veel eitjes kan dragen. Een paling van één kilo kan wel zo’n twee miljoen eitjes dragen. Mijn schrift met vragen heb ik na deze uitleg maar dichtgeslagen. Ademloos luisterde ik naar zijn betoverende verhaal en stem.

De laatste reis

Het paren van palingen is één groot avontuur. Het gebeurt niet gezellig in de modder van de Poel, zoals je zou verwachten. Er is een lange reis van zesduizend kilometer naar de Sargassozee, in de buurt van Bermuda, voor nodig die ruim zes maanden in beslag zal nemen. Alle Europese paling verzamelt zich op deze bijzondere plek. Mijn mond viel open van verbazing; hoe weten die palingen dat ze aan de andere kant van de wereld moeten zijn om met heel Europa op deze plek voor nageslacht te gaan zorgen? Wat een reis en wat een gedoe. Theo vertelde verder. Via de Ringvaart zwemmen ze stroomafwaarts naar de zee. De ‘zoetwatervis’ transformeert tijdens deze reis naar ‘zoutwatervis’. De huid wordt dik, taai en de ogen worden groot en sterk. Het zoute water krijgt zo geen kans de vis aan te tasten. Eenmaal in zee aangekomen, zwemmen ze met de golfstromen mee naar het warme zuiden. Tijdens deze periode ontwikkelt hom en kuit. Aangekomen in de Sargassozee gaan de vissen paren en vervolgens sterven zij. Terwijl Theo nog een kop koffie inschenkt probeer ik dit wonder der natuur te begrijpen. Veel tijd krijg ik hier niet voor, want het verhaal gaat verder.

Na de dood het nieuwe leven

De nakomelingen komen als een soort ‘miniboomblaadje’ met een klein kopje ter wereld. Ik vroeg Theo of ik moest denken aan een kikkervisje, maar hij verzekerde dat het echt op een klein blaadje lijkt en niet op een kikkervisje. De blaadjes drijven met de golfstromen mee richting Europa. Na anderhalf jaar bereiken ze de Europese kust. (Het is dat ik niet twijfel aan Theo, maar als een ander mij het zou vertellen, zou ik het met een korreltje zout nemen). Als ze het zoete water ‘ruiken’ transformeren ze, van lieflijk met de wind mee liftende blaadjes, naar bijna niet zichtbare glasaaltjes. Een glasaaltje is een dun, wormvormig, doorzichtig wezentje met een donker ruggengraatje en een paar oogjes en ze zijn hooguit vijf centimeter lang. Eenmaal in het zoete water van Zuid-Frankrijk bepalen de aaltjes zelf hun geslacht. Als ze in grote groepen bij elkaar zijn kiezen ze ervoor om een mannetje te worden en als ze in kleine groepjes zijn worden het vrouwtjes. (Ik dacht: Zullen sprookjes echt bestaan? Vragen deed ik het niet, want de verteller vertelde verder).

Glasaaltjes visserij

Bij de Europese kust wordt het een probleem om verder Europa in te zwemmen. De vele sluizen zijn niet gemakkelijk te overwinnen voor de aaltjes. Maar gelukkig lossen mensen dit probleem op door de diertjes te vangen en zo de hobbel te overbruggen. Zuid-Frankrijk is dé plek waar de glasaaltjes-visserij een bron van inkomsten is. Hier kunnen de noordelijkere landen van Europa hun tekort aan mini-palinkjes kopen. Er komen ook wel via de golfstromen van de Noordzee glasaaltjes onze kant op, maar lang niet genoeg. Er zijn ook niet voldoende ‘poorten’ om bijvoorbeeld ons land te bereiken. Zo kwam er voor de aanleg van de afsluitdijk nog aal via de Zuiderzee Nederland binnen. Theo koopt nu zijn glasaaltjes in Zuid-Frankrijk. Met financiële hulp van de gemeente Aalsmeer en Visvereniging Vislust, zet hij zeventigduizend (!) glasaaltjes per jaar uit in de Westeinderplassen. Ik vroeg hem of dit duizelingwekkend aantal visjes allemaal volwassen wordt. Er is echter tien procent sterfte. Dan nog is het voor mij een enorm aantal wat op de Westeinderplassen volwassen wordt. Zonder het uitzetten van de aaltjes zou er bijna geen paling meer leven op de Poel. Theo wil de palingstand graag in stand houden en daarmee de traditie. Zijn werk is belangrijk voor de Westeinderplassen.

De cirkel is rond

Wat een indrukwekkend verhaal! Ik was er stil van. In gedachten ging ik terug naar gisteren. Ik besefte op dat moment hoe bijzonder het uitzetten van de glasaaltjes naast onze ark was. De kluit visjes zakte naar de bodem en verdween tussen een paar grote basaltstenen, de zon stond nog hoog aan de hemel. Eén aaltje zwom weg. “Haantje de voorste”, opperde ik. Maar helaas, dit kleine babypalinkje zou het niet redden volgens de visserman. Waarschijnlijk was het beschadigd door de reis en verdwaasd zou het de dood tegemoet zwemmen. Pas in het donker is het tijd voor deze nachtdiertjes om het uitgestrekte Westeinderplassengebied te gaan ontdekken. Als Theo de paling niet, voor ons broodje of toastje, in zijn netten vangt, krijgen zij een mooi leven van minimaal vijf jaar op de Poel en daarna zal de geschiedenis zich herhalen.

Theo, enorm bedankt voor deze bijzondere, wonderlijk, vol passie vertelde levensloop! Wat indrukwekkend is het instinct van een paling, ongelooflijk! Mijn broodje paling eet ik vanaf nu met nog meer smaak.

Reacties op de Westeinder-paling? bob@bovenlanden.nl